Een veelgehoorde misvatting is dat het toegestaan zou zijn in de Islam om vrouwen en kinderen te doden, vele extreme groepen beroepen zich op dubieuze teksten, en op verzen uit de Qoer’aan welke zij buiten hun context interpreteren. Maar wie oprecht onderzoek verricht in de authentieke bronteksten van de Islam en de klassieke jurisprudentie zal duidelijk ondervinden dat het tegendeel waar is.
Sommigen van de mensen van kennis dachten dat het doden van vrouwen toegestaan was in de eerste periode van de Islaam en dat het (oordeel daarvan) daarna opgeheven werd. Deze misvatting heeft sommige mensen van kennis beïnvloed vanuit de hadieth van as-Sa’b bin Jahthamah:
Er werd tegen de Boodschapper van Allah صلى الله عليه وسلم gezegd:
“Als een paard in de nacht aanvalt en de kinderen van de Moeshrikien getroffen worden.”
Dus de Boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم zei: “Zij zijn van hun vaders.“215
Aboe ‘Ubayd bin Sallaam, rahiemahoellaah,- 224 H – zei na het overleveren van de hadieth: 216
“Hierna kwam het verbod op het doden van vrouwen en kinderen in vele ahadieth.”
Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyah zei:217 ‘Het doden van een vrouw slechts vanuit de reden van koefr is niet toegestaan en we weten niet dat het toegestaan was om een ongelovige vrouw te doden in welke tijd dan ook. Echter de Qor’aan en de volgorde van zijn openbaring bewijzen dat het helemaal nooit toegestaan was, omdat de eerste verzen die zijn geopenbaard over het strijden:
“Toestemming (om te vechten) is gegeven aan degenen die bevochten worden, omdat zij met onrecht behandeld worden. En voorwaar, Allaah is zeker bij machte hen te helpen. Degenen die verdreven zijn uit hun huizen….”
Soerah al-Hajj: 23:39-40
Dus het werd toegestaan voor de gelovigen om te vechten in het verdedigen van hun zelf en om terug te slaan als bestraffing van degenen die hen verjaagden uit hun huizen en hen de tawheed van Allaah en het aanbidden van Hem verboden. En vrouwen zijn niet uitgesloten van degenen die dit doen. Toen werd het voorgeschreven voor hen om hen in absolute zin te strijden en dit is uitgelegd in Zijn Uitspraak (interpretatie van de betekenis):
“En strijd op de weg van Allaah tegen degenen die tegen jullie strijden…”
Soerah al-Baqarah: 2:190
Dus wie niet van de mensen van de strijd is, dan is het niet toegestaan hen te bestrijden.
Zo ook verwijzen degenen die zeggen dat het doden van vrouwen was toegestaan in het begin van de Islaam en dat dit daarna werd opgeheven, naar posities ingenomen door de metgezellen (van de Profeet) zoals de kritiek van az-Zoebayr bin al-‘Awwaam jegens Aboe Doejanah, toen hij het doden van een vrouw naliet terwijl zij zelf wel het zwaard ophief om te strijden.218
Aboe Dja’far Mohammed bin Djareer at-Tabari, gestorven 310 NH) zei:219
“Hierin is ook een verduidelijking dat het vermoorden van de vrouwen van de moeshrikien die in oorlog zijn toegestaan was, en dat het verbod van de Boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم later kwam: of omstreeks de verovering van Mekka, iets ervoor- of net erna. Dit omdat az-Zoebayr het afwees van Aboe Doejanah dat hij het naliet de vrouw te doden waartegen het zwaard was opgeheven”
En hij (az-Zoebayr) zei tegen hem (Aboe Doejanah):
“Ik zag jou je zwaard terugtrekken bij de vrouw nadat jij het had opgeheven tegen haar?!”
Toen az-Zoebayr dit zei tegen Aboe Doejanah, zei Aboe Doejanah niet “De Boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم verbood het doden van vrouwen”
In plaats daarvan zei hij tegen hem “Ik respecteer het zwaard van de Boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم te erg om er een vrouw mee te doden.”
In dit is een duidelijk bewijs dat het doden van vrouwen tijdens oorlogsvoering toegestaan was. Het was tijdens de veldslag van Oehoed en daarvoor toegestaan en het verbod om hen te doden kwam daarna.”
Dit laat niet zien dat het eerder toegestaan was om vrouwen te doden, mogelijk was het van de kennis die sommigen van de metgezellen ontschoten was.
Einde van de vertaling uit het boek van as-Shaykh Hamd bin al-‘Othmaan, hafidahoellaah.
We zien duidelijk dat het vermoorden van degenen die niet deelnemen aan de strijd niet toegestaan is. Dus ook niet het lukraak aanvallen en vermoorden van burgers in het Westen en Islamitische landen zoals ISIS en al-Qaa’idah en hun soortgenoten doen!
Shaykh al-Bassaam zei in Tawdeeh al-Ahkaam (met inkorting):
Wat als profijten uit deze twee hadieths gehaald kan worden:
1. Het is eerder genoemd dat de Profeet صلى الله عليه وسلم het doden van vrouwen, oude mannen, kinderen, mensen in plaatsen van aanbidding en degenen die zich niet bezighouden met vechten.
2. Deze twee overleveringen bevestigen deze betekenis met betrekking tot het verbod van het doden van vrouwen en oude mensen die de oorlog niet ondersteunen door daden of hun advies (strategisch).
3. De oorlogen in Islaam zijn niet vanuit onderdrukking of corruptie, maar zij zijn oorlogen van genade en een oproep naar goedheid. Al-Mawardi zei in al-Ahkaam as-Sultaniyyah:
‘Het is niet toegestaan om vrouwen en kinderen te doden tijdens oorlogsvoering, of erbuiten, omdat de Profeet het doden van hen verbood, net zoals hij het doden van de zwakkeren verbood. De legerleider moet zijn troepen gebieden met wat Allaah verplicht heeft gemaakt betreffende het vasthouden aan zijn regelgeving’.
4. Van de methodologie van de Islaam in oorlogvoering is wat Aboe Bakr as-Saddieq zei toen hij zijn commandanten adviseerde:
Ik adviseer jullie tien (zaken) en onthoud dit van mij: Pleeg geen verraad, wees niet extreem, vermink niet, dood geen klein kind, geen oude man, geen vrouw. Hak de palmboom niet om en steek deze niet in brand, hak de vrucht gevende bomen niet om. Slacht geen schaap, geen koe of kameel, behalve wie het wil te eten. En passeer mensen van de kloosters, laat hen waar zij zichzelf aan overgeven. 220
As-Shaykh Mohammed bin ‘Abdoel-Wahhaab wees het doden van vrouwen en kinderen onder de noemer van al-Jihaad af en zei:
“Hetgeen wij ons op bevinden: Wij zijn niet van mening dat de Arabieren gevangen genomen moeten worden en wij doen dit niet, en wij bestrijden anderen dan hen niet, en wij zijn niet van mening dat vrouwen en kinderen bestreden moeten worden.” (Ad-dorar as-Saniyyah fie adjwibat an-Najdiyah 1/229).
Voetnoten :
213 As-Saarim al-Maslool: pag. 104.
214 Muhkam: Er is geen andere uitleg mogelijk dan deze uitleg.
215 Overgeleverd door al-Boechaarie en Moslim.
216 Al-Amwaal pag. 42
217 As-Saarim al-Maslool: pag. 101
218 Tathieb al-Athaar 560-561.
219 Tathieb al-Athaar 560-561.
220 Tawdih al-Ahkaam, Sharh Boeloegh al-Mara’am. Volume 6, 371