Als het gaat om de hadieth als een wetenschap dan is het een wetenschap die men genoodzaakt is om te kennen wanneer men zich bezigt met Riwaayah al-Hadieth. Want op basis van haar stelregels (qawaa’id) onderscheidt men de sahieh ar-riwaayah (de authentieke overlevering) van de saqiem (niet authentieke) en weet men welke akhbaar maqboel zijn (i.e. welke overleveringen geaccepteerd zijn) en welke mardoed (verworpen).
En deze stelregels ten opzichte van ar-riwaayah zijn zoals de stelregels van an-Nahw (grammatica) ten opzichte van de arabische zinsconstructies. Waarmee men de correcte Arabische zinsconstructies herkent. Zo ook met deze qawaa’id (stelregels) en moestalahaat (jargon) van de Hadiethwetenschap herkend men de correcte overleveringen.
En daarom zou een zeer toepasselijke omschrijving van deze wetenschap zijn (zoals omschreven is door Shaykh Abd ar-Razzaaq Hamza al-Azhari al-Misri :
“Mantiq al-Manqoel wa Miezaan Tashih al-Akhbaar”
“De Logica van het overgeleverde en de weegschaal van het authentiseren van overleveringen”
En de geleerden door de geschiedenis heen hebben hier waardevolle werken over geschreven, al vanaf de begin tijd van at-tadwien1 tot aan onze tijd. Zoals de volgende werken : “ar-Risaalah” van ash-Shaafi’ie, en in zijn werk “al-Oemm”, en wat overgeleverd is van de studenten van al-Imaam Ahmad in de vragen die zij aan hem stelden over deze wetenschap en tijdens wetenschappelijke discussies, en wat al-Imaam Muslim ibn al-Hajjaaj heeft geschreven in de Muqaddimah van zijn Sahieh, en de Risaalah van Aboe Daawoed as-Sidjistaani gericht naar Ahl al-Mekka waarin hij zijn methodologie uiteenzette m.b.t. hadiethwetenschappen die hij hanteerde in zijn “Sunan”. En wat al-Haafidh Aboe ‘Iesaa at-Tirmidhi schreef in zijn werk “al-‘Ilal” in het einde van zijn Djaami’ waarin hij zijn methodologie uiteenzette m.b.t. tashieh en tadh’ief, en taqwiyyah en ta’liel. En al-Imaam al-Bukhari in zijn drie werken over Ta`riekh, daarin vind men talloze uitspraken van deze imaam over zijn methodologie in hadiethwetenschappen.
En andere geleerden van al-Jarh wa at-Ta’diel dan de bovengenoemde van hun tijdsgenoten en degenen die na hen kwamen, allen schreven zij verhelderende woorden en omvattende verklaringen over deze wetenschap. Alleen was het allemaal verspreid en verstrooid in verschillende werken en niet verzameld in individuele geordende boeken. En toen kwam de generatie na hen, en zij begonnen deze verspreidde werken te inventariseren en alle qawaa’id (stelregels) en moestalahaat (vakjargon) te verzamelen in individuele geschriften. De bekendste werken hiervan worden vernoemd door al-Haafidh ibn Hajr al-‘Asqalaani in de inleiding van zijn uitleg van “Noekhbat oel-Fikr”2 waar hij zei :
“En de eerste die hierover (i.e. hadiethwetenschappen) schreef (als individueel werk) was al-Qaadhiyy Aboe Moehammed ar-Raamahurmuziyy al-Hasan ibn ‘Abdir-Rahmaan, die leefde in de 4e eeuw van de Hijrah, in 320H, in zijn werk genaamd “al-Moehaddith al-Faasil”, maar hij heeft niet alles omvat/ontrokken (lam yastaw’ib).
En na hem kwam al-Haakim Aboe ‘Abdillaah an-Naysaabouriyy Mohammed ibn ‘Abdillaah ibn al-Bayyi’, en zijn werk genaamd “al-Moestadrak ‘alaa as-Sahihayn” en zijn werk “al-Ikliel” en “al-Madkhal” en “Taariekh an-Naysaabour”, gestorven in 405. Hij omvatte hiermee veel van de hadieth wetenschap maar hij maakte het niet geordend, en georganiseerd.
En toen kwam Aboe Noe’aym al-Asbahaani de bekende auteur van “Hilyat oel-Awliyaa” en “al-Mustakhraj ‘alaa al-Bukhaari” en andere werken van hem, gestorven in 430. Hij werkte voort op de werken voor hem en zette de ontwikkelingen voort maar er bleven zaken over waar nog een vervolg op moest komen door anderen.
En toen na hen kwam al-Khatieb Aboe Bakr al-Baghdaadiyy de auteur van het fenomenale werk “Tariekh al-Baghdaad” (gest.463). En hij schreef op het gebied van de stelregels van de wetenschap van overleveren het fundamentele werk “al-Kifaayah”, en op het gebied van adaab (manieren) van het overleveren “al-Djaami’ li Aadaab ash-Shaykh wa s-Saami’”3 En er is geen onderwerp in de wetenschap van al-Hadieth behalve dat hij er een individueel boek over had geschreven. Al-Khatieb deed hiermee iets wat niemand voor hem gedaan had in deze wetenschap, hij schreef over elk onderwerp van de wetenschap van hadieth een apart losstaand boek.
En het is zoals al-Haafidh Aboe Bakr ibn Noqtah al-Baghdaadiyy (gest. 629) zei : “Een ieder die eerlijk is weet dat alle Moehaddithien na hem afhankelijk zijn van zijn boeken”.
Toen kwamen vervolgens sommigen die wat later na al-Khatieb kwamen, en zij namen van deze wetenschap een gedeelte onder hun hoede, de belangrijkste twee waren al-Qaadhi ‘Iyyaad al-Andalousiyy (gest. 544) en hij stelde een boek samen genaamd “al-Ilmaa’”. En Aboe Hafs al-Mayyaanidjiyy behandelde een gedeelte en noemde het “Maa Laa Yas’a al-Moehaddith Jahlahu”.
Totdat vervolgens al-Haafidh al-Faqieh Aboe ‘Amroe ‘Oethmaan ibn as-Salaah ash-Shahroezoeriyy ad-Dimasqhiyy verscheen (gest. 643). En hij schreef het alombekende boek “’Oeloem al-Hadieth”, welbekender onder de naam “Moeqaddimah ibn as-Salaah”. En hierin ordende hij de verschillende wetenschappen van hadieth en voegde over een periode van tijd hier deel voor deel aan toe. Hierdoor ontstond er niet een eenduidige consistente constructie. En hij hechtte veel belang aan de verschillende losse schrijfwerken van al-Khatieb en hij bracht de verschillende bedoelingen van al-Khatieb bij elkaar. Hij voegde daar de uitspraken van anderen dan al-Khatieb eraan toe en selecteerde de verschillende profijten eruit om het te vormen tot één geheel.
Vervolgens gingen anderen verder op de weg van Ibn as-Salaah, en talloze werken ontstonden die het werk van Ibn as-Salaah verwerkten tot samenvattingen (Mukhtassar), en tot samenhangende gedichten (naadhim), en commentariële aanvullingen (mustadrak).”4
Deze woorden van al-Haafidh ibn Hajr getuigen dat het boek van Ibn as-Salaah de verschillende boeken die voor hem geschreven waren over deze wetenschap en haar bronnen tot één verzameld en geordend werk maakte. En vele geleerden gingen vervolgens verder aan de slag met het werk van Ibn as-Salaah, met verdere verfijning, uitleg en samenvattingen. De voornaamsten hiervan waren al-Haafidh al-‘Iraaqiyy (gest.706) genaamd “Alfiyatoe l-Hadieth” en hij legde het vervolgens zelf uit in zijn werk “Fath oel-Moeghieth”.
En zo ook na hem as-Sakhaawie. En al-Haafidh al-‘Iraaqie schreef ook een uitleg op de Moeqaddimah van Ibn as-Salaah genaamd “at-Taqyied wa l-Iedhaah…”. Ook al-Imaam an-Nawawi ash-Shaafi’ie vatte de Moeqaddimah van Ibn as-Salaah samen in een werk genaamd “Irshaad Tullaab al-Haqaa`iq”, dit vatte hij vervolgens nog een keer samen in zijn werk “at-Taqrieb”. Vervolgens kwam as-Suyuti die dit werk van an-Nawawi weer samenvatte en uitlegde in zijn bekende werk “Tadrieb ar-Raawi”. Vervolgens kwam al-Haafidh Ibn Kathir, de Faqieh, de Moefassir, de Moehaddith die ook een samenvatting schreef met commentaar op de Moeqaddimah van Ibn as-Salaah en hij noemde het “Ikhtisaar ‘Oeloem al-Hadieth”, waarin hij met simpele en duidelijke bewoordingen een zeer begrijpelijke uitleg schreef.
Op al de bovengenoemde werken kwamen weer talloze opvolgende werken die deze boeken versimpelden en uitleggen tot aan onze dag. Dit was een korte glimp op de ontwikkeling van de hadieth en de wetenschap die daar uiteindelijk uit voortvloeide. Hoe deze zich vormde vanaf de tijd van de openbaring, tot aan de periode van de grote hadieth-verzamelaars en uiteindelijk tot een verfijnde wetenschap waarmee de betrouwbaarheid van de overleveringen en de overleveraars gewogen worden.5
Aboe Hudayfa Musa ibn Yusuf al-Indonesi
Voetnoten
1: Het schriftelijk vastleggen van de Soennah, wat al begon in de tijd van de Profeet ص
2: Genaamd Nuzhat oel-Nadhr, en al-Haafidh ibn Hajr legt hierin zijn eigen werk over Mustalah al-Hadieth uit genaamd
‘Noekhbat oel-Fikr”
3: Dus welke de gepaste omgangsvormen zijn tussen de Shaykh en de student bij het overleveren van hadieth.
4: Einde van de woorden van Ibn Hajr, met lichte aanvullingen en aanpassingen van mezelf.
5: Gebaseerd op de inleiding van Mohammed ‘Abd ar-Razaaq Hamza al-Azhari al-Masri in al-Baa’ith al-Hathieth Sharh Ikhtisaar ‘Oeloem al-Hadieth, blz 77-83. Door mij ingekort en aangevuld en aangepast.