Yaseen Khan al-Azhari al-Breilwi | de knip en plak imaam van Husayn Instituut

in Aqidah - Geloofsleer/Salafisme door
Leestijd: 10 minuten
Het is inmiddels geen onbekend gegeven meer dat de gravenaanbidders van de Breivli’s en de Naqshibandi’s etc, bereid zijn om te liegen en te bedriegen om zo hun da’wah kracht bij te zetten. Een van dit soort types is Yaseen Khan al-Breilwi die gestudeerd heeft bij een van de hoofd breivli instituten in India, een school die opgestart is in 1982, Taibatul Ulma Jamia Amjadia Rizvia. Laten we onze reactie niet te lang maken en gewoon meteen to the point komen.

 
Onze Breivli imaam zegt het volgende:
 
“𝗗𝗲 𝗴𝗲𝘀𝗰𝗵𝗶𝗲𝗱𝗲𝗻𝗶𝘀 𝘃𝗮𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗦𝗮𝗹𝗮𝗳𝗶𝘀𝗺𝗲 𝗲𝗻 𝗵𝘂𝗻 𝗸𝗶𝗷𝗸 𝗼𝗽 𝗵𝗲𝘁 𝗢𝘁𝘁𝗼𝗺𝗮𝗮𝗻𝘀𝗲 𝗿𝗶𝗷𝗸
 
Een van de stellingen van de huidige Salafisten is dat zij ontkennen dat hun imams het Ottomaanse Rijk als ongelovigen beschouwden. Dit kent meerdere oorzaken 1) onwetend zijn over de uitspraken van hun imams 2) Taqiyyah (bedriegen). Omdat ze op de hoogte zijn dat bekeerlingen geen toegang hebben tot de originele werken van de Salafistische leiders, en afhankelijk zijn van boeken in een andere taal waar de geleerden bijna niet in schrijven, is het makkelijk om een publiek het averechtste aan te leren.
 
De vraag: hoe beschouwden de salafisten het Ottomaanse rijk? Was hun oorlog tegen het Rijk slechts politiek of was het vanwege hun beschouwing uit hun drie-eenheid van Shirk-Kufr-Bidah?”
 
Buiten het feit dat hij geheel niet de geschiedenis van al-Salafiyyah heeft besproken, ondanks de bewering in de titel van de alinea, probeert onze Breilwi Imām de zogenoemde ‘Wahhabisten’ neer te zetten als takfiris. Maar laten we eens objectief gaan kijken vanuit welke kant de takfīr begon?
 
Het is vermeldenswaardig dat de vijanden van Imam Muhammad bin ‘Abdul Wahhāb degenen waren die eerst de vijandelijkheden begonnen. Dit gebeurden in de eerste plaats vanuit religieuze oogpunten, en niet vanuit politieke overwegingen!
 

Takfir en harde beschuldigingen jegens Sh Muhammed b. ‘Abd al-Wahhaab

Dit historische gegeven wordt voor het gemak altijd weggelaten door de criticasters van Shaykh Muḥammed bin ‘Abd al-Wahhāb en zijn daʿwah.
 
Ibn Ghannam vermeldt in zijn Tārīkh, vol.1, p.31 dat de vijanden van de daʿwah tegen Tawḥīd:
 
Haastig de Shaykh beoordeelde met dat hij een tovenaar, vervalser en leugenaar was. Ze oordeelden dat hij kufr had en dat zijn bloed en rijkdom, en dat van degenen die bij hem waren, schendbaar verklaard werden.
 
Een van de aartsvijanden tegen de daʿwah naar al-Tawḥīd, Zayni Daḥlān heeft overgeleverd dat de geleerden van Mekka destijds takfīr uitvaardigden tegen Shaykh Muhammad bin Abdul Wahhāb en zijn studenten, zeggende:
 
…zij [d.w.z. de geleerden van Mekka destijds] keken naar hun overtuigingen en debatteerden erover, en ze ontdekten dat ze vol ongeloof waren. Dus nadat de bewijzen over hen waren vastgesteld, beval de Shareef Masʿūd bin Saʿīd Qāḍī dat het bewijs van hun kufr openbaar moest worden gepubliceerd, zodat iedereen het zou weten. Hij gaf ook de opdracht om die Malahidah (ongelovigen!!) op te sluiten… toen de ‘Oelama van Mekka hen testten, ontdekten ze dat ze geen godsdienst volgden behalve de godsdienst van de Zanādiqah [ketters].” [Khulaasah al-Kalam fi Bayan Umaraa al-Bilaad al-Haraam, 238]

Dus wie begon nu eindelijk met de Takfir? Dit is duidelijke ongefundeerde massa takfir waar bloed en bezittingen schendbaar verklaard wordt. Dit was nog vóór de oprichting van de 1e Saudische staat in Dir’iyyah.
 

Jarenlang verbod op de Hadj en ‘Umrah

Wat Yaseen Khan ook vergeet te vermelden is dat, buiten de massa takfir op hen, zij ook jarenlang verboden werden om de Hadj te verrichten.

De Sharief’s van Mekka van 1162-1218 AH/1749-1803 verbood de moslims uit Najd om Hajj of ‘Umrah te doen.

Ibn Bishr merkt onder Gebeurtenissen van 1162 AH’ op dat:

“Mas’ud bin Sa’eed de Sharief van Mekka zette pelgrims uit Najd gevangen en een aantal stierf terwijl ze gevangen zaten.”

Dit gebeurde ondanks de herhaaldelijke pogingen van de imams Mohammed bin ‘AbdulWahhab en Mohammed bin Sa’ud om de Sharief te overreden om de pelgrims binnen te laten, zelfs als ze daarvoor moesten betalen (!!), maar de Sharief verwierp deze aanbiedingen.

In 1185 AH/1771 CE ging een diplomatieke delegatie onder leiding van Shaykh ‘Abdul ‘Aziz al-Ḥusayyin naar Mekka, onder leiding van de imams Muhammad bin ‘Abd al-Wahhāb en Muhammad bin Saʿūd om de realiteit van hun daʿwah te verduidelijken, op verzoek van Sharīf Aḥmad bin Sa’eed. Echter, de geleerden van Mekka in die tijd riepen de Sharīf op om door te gaan met het blokkeren van pelgrims uit Nadjd.

Shaykh al-Ḥusayyin ging opnieuw in 1203 AH/1789 CE, maar de delegatie keerde met lege handen terug .

Een derde delegatie ging in 1211 AH/1797 CE onder leiding van Hamad bin Nasir bin Mu’ammar, zoals gevraagd werd door Sharief Ghalib bin Sa’eed, maar nogmaals, de geleerden van Mekka adviseerde destijds de Sharīf om pelgrims uit Nadjd niet toe te laten.

Dus wie waren nu werkelijk de fanatiekelingen en extremisten en takfiris? Wie begon wie tot ongelovige te verklaren? Wie wenste diplomatieke betrekkingen te onderhouden en wie wees dit af? Tot zoverre zelfs dat zij jaren lang ontzegd werden om de Hadj te verrichten.
 

De kritieken op de da’wah van Sh Muhammed b. ‘Abd al-Wahhab

Nu zou men misschien kunnen afvragen ‘wat waren nu precies de kritieken op de da’wah van Shaykh Muhammed ibn Abd al-Wahhaab?

Deze kritieken worden heel helder zichtbaar als we gaan kijken naar de kritieken op de da’wah vanuit historisch perspectief. Laten we beginnen met het begin van de situatie; een van de eerste weerleggingen (6 Muharram 1156/1743) die verscheen tegen Shaykh MIAW en zijn da’wah, werd geschreven door een Azhari geleerde uit Mekka van Egyptische afkomst, Al-Shaykh ‘Abd al-Wahhâb ibn Aḥmad Barakât al-Shâfi ‘î al-Azharî al-Ṭandatâwî, hij behoorde tot de Sûfî Aḥmadî Ṭarîqah.

Dit was toen de da’wah van MIAW nog in een vroeg stadium was in ‘Uyaynah. Deze weerlegging werd voorgelegd aan tien andere Mekkaanse geleerden, die allemaal een inleiding van goedkeuring (taqrîdh) schreven. Vervolgens werd dit werk gekopieerd en verspreid naar andere plaatsen zoals al-Basra in Irak, een van de bastions van oppositie tegen Shaykh MIAW. Deze weerlegging, een van de eerste reacties op de da’wah van MIAW, werd ‘Kitâb Rad’ al-‘alâlah wa Qam’ al-Djahâlah’ genoemd.

In ‘An Early Refutation’ promoveert onderzoeker Samer Traboulsi hoogleraar Geschiedenis aan de Princeton University zegt het volgende:

“𝘩𝘦 𝘸𝘢𝘴 𝘢𝘮𝘰𝘯𝘨 𝘵𝘩𝘦 𝘧𝘰𝘳𝘦𝘳𝘶𝘯𝘯𝘦𝘳𝘴 𝘪𝘯 𝘤𝘰𝘯𝘧𝘳𝘰𝘯𝘵𝘪𝘯𝘨 𝘵𝘩𝘦 𝘳𝘪𝘴𝘪𝘯𝘨 𝘞𝘢𝘩𝘩𝘢̂𝘣𝘪̂ 𝘥𝘢’𝘸𝘢𝘩. 𝘛𝘩𝘦 𝘕𝘢𝘥𝘫𝘥𝘪 𝘩𝘪𝘴𝘵𝘰𝘳𝘪𝘢𝘯 𝘐𝘣𝘯 𝘛𝘶𝘳𝘬𝘪 (13𝘵𝘩/19𝘵𝘩 𝘤𝘦𝘯𝘵.) 𝘤𝘰𝘯𝘴𝘪𝘥𝘦𝘳𝘴 𝘩𝘪𝘮 𝘵𝘰 𝘣𝘦 𝘢𝘮𝘰𝘯𝘨 𝘵𝘩𝘦 𝘧𝘰𝘶𝘳 𝘮𝘰𝘴𝘵 𝘱𝘳𝘰𝘭𝘪𝘧𝘪𝘤 𝘳𝘦𝘧𝘶𝘵𝘦𝘳𝘴 𝘰𝘧 𝘞𝘢𝘩𝘩𝘢𝘣𝘪𝘴𝘮”

[‘An early refutation’, Traboulsi.S, Die Welt des Islams 42, 3, 2002. P.381]


Naast een van de eerste reacties op de da’wah van MIAW, bevatte dit weerwoord dus ook de kern van de kritiek op MIAW. Vrijwel alle daaropvolgende kritieken die hierna worden geschreven, draaien om dezelfde punten.

S. Traboulsi zegt in ‘An Early Refutation’:

“𝘛𝘩𝘦 𝘢𝘳𝘨𝘶𝘮𝘦𝘯𝘵𝘴 𝘣𝘳𝘰𝘶𝘨𝘩𝘵 𝘶𝘱 𝘣𝘺 𝘢𝘭-𝘛𝘢𝘯𝘥𝘢𝘵𝘢𝘸𝘪𝘺𝘺 𝘪𝘯 𝘩𝘪𝘴 𝘦𝘱𝘪𝘴𝘵𝘭𝘦 𝘢𝘳𝘦 𝘯𝘰𝘵 𝘦𝘹𝘤𝘦𝘱𝘵𝘪𝘰𝘯𝘢𝘭. 𝘢𝘳𝘦 𝘧𝘰𝘶𝘯𝘥 𝘪𝘯 𝘱𝘳𝘢𝘤𝘵𝘪𝘤𝘢𝘭𝘭𝘺 𝘢𝘭𝘭 𝘳𝘦𝘧𝘶𝘵𝘢𝘵𝘪𝘰𝘯𝘴 𝘰𝘧 𝘵𝘩𝘦 𝘞𝘢𝘩𝘩𝘢̂𝘣𝘪 𝘮𝘰𝘷𝘦𝘮𝘦𝘯𝘵 𝘪𝘯 𝘢 𝘮𝘰𝘳𝘦 𝘥𝘦𝘵𝘢𝘪𝘭𝘦𝘥 𝘧𝘰𝘳𝘮.”.

Dus wat waren deze argumenten tegen Shaykh MIAW? Ze draaien allemaal om de volgende beschuldigingen over zijn da’wah:

▪ 1- Mensen, vooral geleerden en vromen, leven niet volgens de regels van de sharî’ah. Ze bevinden zich dus buiten de gemeenschap van de islam. (!?)

▪ 2- Het is mensen niet toegestaan ​​om de Profeet, zijn familie of zijn metgezellen om voorspraak te vragen.

▪ 3- Mensen mogen de graven van de metgezellen begraven in al-Yamâma niet bezoeken, en de lokale leiders moeten de grondbelasting (‘ushûr) van de inwoners innen.

▪ 4- Mensen hoeven eerdere ‘ulamâ’ zoals de oprichters van de vier juridische scholen niet te imiteren. Elke persoon moet verwijzen naar de koran en de soenna.

[Ibid. p.381]

Het is voor iedereen duidelijk om te zien dat deze argumenten bestaan ​​uit (1) een duidelijke verdediging tegen daden van shirk en bid’ah, (2) misvattingen over de da’wah van MIAW.

Shaykh MIAW weerlegde in veel brieven en boeken deze valse beschuldigingen en misvattingen.

S. Traboulsi zegt:

“𝘛𝘩𝘦 𝘢𝘳𝘨𝘶𝘮𝘦𝘯𝘵𝘴 𝘣𝘳𝘰𝘶𝘨𝘩𝘵 𝘶𝘱 𝘪𝘯 𝘵𝘩𝘦 𝘦𝘱𝘪𝘴𝘵𝘭𝘦 𝘢𝘵𝘵𝘦𝘴𝘵 𝘢𝘭𝘴𝘰 𝘵𝘰 𝘵𝘩𝘦 𝘧𝘢𝘤𝘵 𝘵𝘩𝘢𝘵 𝘵𝘩𝘦 𝘢𝘶𝘵𝘩𝘰𝘳’𝘴 𝘬𝘯𝘰𝘸𝘭𝘦𝘥𝘨𝘦 𝘰𝘧 𝘐𝘣𝘯 ‘𝘈𝘣𝘥 𝘢𝘭-𝘞𝘢𝘩𝘩𝘢̂𝘣’𝘴 𝘪𝘥𝘦𝘢𝘴 𝘪𝘴 𝘯𝘰𝘵 𝘦𝘭𝘢𝘣𝘰𝘳𝘢𝘵𝘦 𝘢𝘯𝘥 𝘥𝘰𝘦𝘴 𝘯𝘰𝘵 𝘴𝘦𝘦𝘮 𝘵𝘰 𝘣𝘦 𝘣𝘢𝘴𝘦𝘥 𝘰𝘯 𝘢𝘯𝘺 𝘸𝘳𝘪𝘵𝘪𝘯𝘨𝘴 𝘰𝘧 𝘩𝘪𝘴.”

[Ibid. p.384]
 

Uit de brief blijkt duidelijk dat al-Ṭandatâwî zijn informatie kreeg via mondelinge rapporten, en niet uit de geschriften van Sh Muhammed b. ‘Abd al-Wahhaab, en dit is een terugkerend kenmerk dat we regelmatig zien bij degenen die de da’wah van MIAW bekritiseerden. 

[Bron: Beantwoorden van de twijfels van de Nieuwe Yasir Qadhi – Deel 3: De verschillende stadia van de Da’wah van Sh. Mohammed ibn ‘Abd al-Wahhâb]
 

We hebben nu dus gezien dat:

– de massa Takfir begon vanuit de Ottomanen en de Shariefs

– zij zelfs de Nadjdis toegang tot de Hadj ontzegden

– de kritieken gebaseerd zijn op het verdedigen van al-Shirk en al-Bid’ah

– de kritieken gebaseerd zijn op ‘horen en zeggen’ en niet op de daadwerkelijke uitspraken en werken van de Shaykh
 

Wie begon met fysiek aanvallen?

Nu zullen we gaan zien de buiten de bovenstaande feiten ook de fysieke vijandelijkheden begonnen vanuit de Ottomanen en de Sharifs. Zij begonnen met het aanvallen van de Nadjis in hun eigen leefgebieden.

Simons stelt in ‘Saudi-Arabië: The Shape of a Client Feudalism’, p.151:

In 1796 leidde hij, ongetwijfeld met veel voorbehoud, een militaire expeditie naar Nejd, waar hij volledig werd verslagen met een groot verlies aan wapens en uitrusting. In 1798 leed de Shareef Ghalib opnieuw een vernederende nederlaag, toen zowel wapens als grote sommen geld in Saoedische handen vielen, waarop Ghalib een beroep deed op Abdul Aziz voor vrede.
 
Zo bestaan er nog talloze historische bewijzen die laten zien dat de vijandelijkheden en fysieke agressie begonnen vanuit de vijanden van de Shaykh en zijn da’wah, en niet andersom! Maar dit is niet de plek om hier uitvoeriger op in te gaan.
 

Verdraaingen van Yaseen Khan in zijn knip en plak werk

Laten we nu eens gaan kijken naar het knip en plak werk van Yaseen Khan, hij vertaald het volgende stukje uit al-Durar:

De volgelingen van de Muhammad Bin Abdulwahhab verklaren:

“𝗪𝗶𝗷 𝗴𝗲𝘁𝘂𝗶𝗴𝗲𝗻 [- wij de geleerden van Mekka -] 𝗱𝗮𝘁 𝗱𝗲𝘇𝗲 𝗿𝗲𝗹𝗶𝗴𝗶𝗲, 𝗱𝗶𝗲 𝗦𝗵𝗲𝗶𝗸𝗵 𝗠𝘂𝗵𝗮𝗺𝗺𝗮𝗱 𝗯𝗶𝗻 𝗔𝗯𝗱 𝗮𝗹-𝗪𝗮𝗵𝗵𝗮𝗯, 𝗺𝗼𝗴𝗲 𝗚𝗼𝗱 𝗱𝗲 𝗔𝗹𝗺𝗮𝗰𝗵𝘁𝗶𝗴𝗲 𝗵𝗲𝗺 𝗴𝗲𝗻𝗮𝗱𝗶𝗴 𝘇𝗶𝗷𝗻, 𝗶𝘀 𝗴𝗲𝗽𝗿𝗲𝗱𝗶𝗸𝘁 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗺𝗲𝗻𝘀𝗲𝗻 𝗲𝗿𝗻𝗮𝗮𝗿 𝘁𝗼𝗲 𝗿𝗶𝗲𝗽 𝗱𝗼𝗼𝗿 𝗱𝗲 𝗶𝗺𝗮𝗺 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗺𝗼𝘀𝗹𝗶𝗺𝘀 𝗦𝗮𝘂𝗱 𝗯𝗶𝗻 𝗔𝗯𝗱𝘂𝗹 𝗔𝘇𝗶𝘇, 𝗶𝘀 𝗱𝗲́ 𝗧𝗮𝘄𝗵𝗶𝗱 𝘃𝗮𝗻 𝗔𝗹𝗹𝗮𝗵. 𝗛𝗶𝗷 𝘃𝗲𝗿𝘄𝗶𝗲𝗿𝗽 𝗵𝗲𝘁 𝗽𝗼𝗹𝘆𝘁𝗵𝗲𝗶̈𝘀𝗺𝗲 (𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗢𝘁𝘁𝗼𝗺𝗮𝗻𝗲𝗻), 𝗱𝗮𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝗶𝗻 𝗱𝗶𝘁 𝗯𝗼𝗲𝗸 𝗻𝗼𝗲𝗺𝗱𝗲. 𝗘𝗻 𝗱𝗮𝘁 𝘄𝗮𝘁 𝗲𝗿 𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲𝗿 𝗶𝗻 𝗠𝗲𝗸𝗸𝗮 𝗲𝗻 𝗠𝗲𝗱𝗶𝗻𝗮 𝗴𝗲𝗯𝗲𝘂𝗿𝗱𝗲, 𝗲𝗻 𝗶𝗻 𝗘𝗴𝘆𝗽𝘁𝗲 𝗲𝗻 𝗦𝗵𝗮𝗮𝗺 𝗲𝗻 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲 𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗻 𝘁𝗼𝘁 𝗻𝘂 𝘁𝗼𝗲 (TOEVOEGING VAN YASEEN ZELF 𝘃𝗮𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗢𝘁𝘁𝗼𝗺𝗮𝗮𝗻𝘀𝗲 𝗥𝗶𝗷𝗸), 𝗯𝗲𝗵𝗼𝗿𝗲𝗻 𝘁𝗼𝘁 𝗱𝗲 𝘃𝗼𝗿𝗺𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗦𝗵𝗶𝗿𝗸 𝗱𝗶𝗲 𝗶𝗻 𝗱𝗶𝘁 𝗯𝗼𝗲𝗸 𝘄𝗼𝗿𝗱𝗲𝗻 𝗴𝗲𝗻𝗼𝗲𝗺𝗱 (𝗵𝗶𝗷 𝗱𝗼𝗲𝗹𝘁 𝗵𝗶𝗲𝗿𝗺𝗲𝗲 𝗼𝗽 𝗵𝗲𝘁 𝗰𝗿𝗲𝗱𝗼 𝗲𝗻 𝗵𝗮𝗻𝗱𝗲𝗹𝗶𝗻𝗴𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗔𝘀𝗵𝗮𝗶𝗿𝗮𝗵 𝗲𝗻 𝗠𝗮𝘁𝘂𝗿𝗶𝗱𝗶𝘆𝘆𝗮𝗵 𝗱𝗶𝗲 𝘇𝗲 𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲𝗿 𝗶𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗯𝗼𝗲𝗸 𝗵𝗲𝗯𝗯𝗲𝗻 𝘁𝗼𝗲𝗴𝗲𝗹𝗶𝗰𝗵𝘁). 𝗛𝗶𝗲𝗿𝗺𝗲𝗲 𝗶𝘀 𝗵𝘂𝗻 𝗯𝗹𝗼𝗲𝗱 𝗲𝗻 𝗴𝗲𝗹𝗱 𝗛𝗮𝗹𝗮𝗹 𝗼𝗺 𝘁𝗲 𝗻𝗲𝗺𝗲𝗻  [Verkeerde vertaling! Er word nergens gesproken over ‘hun bloed en geld’] 𝗲𝗻 𝗯𝗲𝗵𝗼𝗿𝗲𝗻 𝘇𝗶𝗷 𝗿𝗲𝗰𝗵𝘁𝗺𝗮𝘁𝗶𝗴 𝘁𝗼𝘁 𝗶𝗻 𝗱𝗲 𝗲𝗲𝘂𝘄𝗶𝗴𝗵𝗲𝗶𝗱 𝘁𝗼𝘁 𝗵𝗲𝘁 𝗵𝗲𝗹𝗹𝗲𝘃𝘂𝘂𝗿. 𝗪𝗶𝗲 𝗱𝗲𝘇𝗲 𝗿𝗲𝗹𝗶𝗴𝗶𝗲 (𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝘀𝗮𝗹𝗮𝗳𝗶𝘀𝘁𝗲𝗻) 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗮𝗰𝗰𝗲𝗽𝘁𝗲𝗲𝗿𝘁, 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗻𝗮𝗮𝗿 𝗵𝗮𝗻𝗱𝗲𝗹𝘁, 𝗻𝗼𝗰𝗵 𝗹𝗼𝘆𝗮𝗮𝗹 𝗶𝘀 𝗮𝗮𝗻 𝗱𝗲𝘇𝗲 𝗳𝗮𝗺𝗶𝗹𝗶𝗲 (𝗦𝗮𝘂𝗱) 𝗴𝗲𝗲𝗻 𝘃𝗶𝗷𝗮𝗻𝗱𝗶𝗴𝗵𝗲𝗶𝗱 𝘁𝗼𝗼𝗻𝘁 𝗮𝗮𝗻 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝘃𝗶𝗷𝗮𝗻𝗱𝗲𝗻 (𝗢𝘁𝘁𝗼𝗺𝗮𝗻𝗲𝗻)  [Verkeerde vertaling! Er wordt gezegd wie niet loyaal is aan haar mensen, m.a.w. de mensen van al-Tawhid], 𝗱𝗮𝗻 𝗶𝘀 𝗵𝗶𝗷 𝗼𝗻𝗴𝗲𝗹𝗼𝘃𝗶𝗴 𝘄𝗮𝘁 𝗯𝗲𝘁𝗿𝗲𝗳𝘁 𝗔𝗹𝗹𝗮𝗵 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗟𝗮𝗮𝘁𝘀𝘁𝗲 𝗗𝗮𝗴, 𝗲𝗻 𝗵𝗲𝘁 𝗶𝘀 𝗱𝗲 𝗽𝗹𝗶𝗰𝗵𝘁 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗶𝗺𝗮𝗺 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗺𝗼𝘀𝗹𝗶𝗺𝘀 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗺𝗼𝘀𝗹𝗶𝗺𝘀 𝘇𝗲𝗹𝗳 𝗼𝗺 𝘇𝗼 𝗶𝗲𝗺𝗮𝗻𝗱 𝘁𝗲 𝗯𝗲𝘀𝘁𝗿𝗶𝗷𝗱𝗲𝗻 𝗲𝗻 𝘁𝗲 𝗱𝗼𝗱𝗲𝗻, 𝘁𝗼𝘁𝗱𝗮𝘁 𝘇𝗼 𝗶𝗲𝗺𝗮𝗻𝗱 𝗯𝗲𝗿𝗼𝘂𝘄 𝗵𝗲𝗲𝗳𝘁 𝗴𝗲𝘁𝗼𝗼𝗻𝗱 𝘃𝗮𝗻 𝗵𝗲𝘁𝗴𝗲𝗲𝗻 𝗵𝗶𝗷 𝗲𝗲𝗿𝘀𝘁 𝗻𝗮𝗮𝗿𝘁𝗼𝗲 𝗵𝗮𝗻𝗱𝗲𝗹𝗱𝗲 𝗲𝗻 𝗵𝗮𝗻𝗱𝗲𝗹𝘁 𝗰𝗼𝗻𝗳𝗼𝗿𝗺 𝗱𝗲𝘇𝗲 𝗿𝗲𝗹𝗶𝗴𝗶𝗲 (𝗦𝗮𝗹𝗮𝗳𝗶). 𝗮𝗹-𝗗𝘂𝗿𝗮𝗿 𝗮𝗹-𝗦𝗮𝗻𝗶𝘆𝘆𝗮𝗵 (𝟭/𝟯𝟭𝟰).

Zie hieronder de hele bron, en zie wat onze Yaseen Khan heeft weggelaten in zijn vertaling! Het geen rood onderstreept is en wat in de rode kaders valt is volledig weggelaten, dus hij laat anderhalve pagina weg uit zijn quotatie?!

Zie ook de roze gemarkeerde stukken, daarin is het zichtbaar dat de mufti’s van de 4 wetscholen in Mekka allen getuigden over de da’wah met goedheid.

 Zoals je kunt zien is deze getuigenis ondertekend door 9 Mekkaanse geleerden, waaronder:

– de Mufti van de Hanafis in Mekka ‘Abd al-Malik b. ‘Abd al-Mun’im al-Qal’i al-Hanafi
– de Mufti van de Shaafi’ies in Mekka Muhammed Saalih b. Ibrahim al-Shaafi’ie
– de Mufti van de Maalikis in Mekka Muhammed b. Muhammed ‘Arabi al-Banani al-Maaliki
– de Mufti van de Hanbalis in Mekka Muhammed b. Yahya al-Hanbali
 

Misvatting: Sh Muhammed b. Abd al-Wahhaab deed takfir op al zijn leraren

Wat betreft de vaak herhaalde misvatting dat Shaykh Muhammed b. ‘Abd al-Wahhaab takfir zou doen op al zijn leraren, gebaseerd op de volgende quotatie:

Zo zegt Muhammad Ibn Abd al-Wahhab:

“𝗘𝗻 𝗶𝗸 𝘃𝗲𝗿𝘁𝗲𝗹 𝗷𝗲 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝗺𝗲𝘇𝗲𝗹𝗳, 𝗯𝗶𝗷 𝗔𝗹𝗹𝗮𝗵, 𝗲𝗿 𝗶𝘀 𝗴𝗲𝗲𝗻 𝗚𝗼𝗱 𝗱𝗮𝗻 𝗛𝗶𝗷. 𝗜𝗸 𝗸𝗲𝗻𝗱𝗲 𝘃𝗼𝗼𝗿𝗵𝗲𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝘁𝗲𝗸𝗲𝗻𝗶𝘀 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝘃𝗮𝗻 “𝗟𝗮 𝗶𝗹𝗮𝗵𝗮 𝗜𝗹𝗹𝗮𝗹𝗹𝗮𝗵” 𝘁𝗼𝘁𝗱𝗮𝘁 𝗔𝗹𝗹𝗮𝗵 𝗺𝗶𝗷 𝗵𝗶𝗲𝗿𝗺𝗲𝗲 𝗯𝗲𝗴𝘂𝗻𝘀𝘁𝗶𝗴𝗱𝗲; 𝗲𝘃𝗲𝗻𝗮𝗹𝘀 𝗺𝗶𝗷𝗻 𝘀𝗷𝗲𝗶𝗸𝘀, 𝗴𝗲𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗵𝗲𝗻 𝘄𝗶𝘀𝘁 𝗱𝗲 𝘄𝗮𝗿𝗲 𝗯𝗲𝘁𝗲𝗸𝗲𝗻𝗶𝘀 𝗵𝗶𝗲𝗿𝘃𝗮𝗻. 𝗪𝗶𝗲 𝗼𝗻𝗱𝗲𝗿 𝗱𝗲 𝗴𝗲𝗹𝗲𝗲𝗿𝗱𝗲𝗻 𝗯𝗲𝘄𝗲𝗲𝗿𝘁 𝗱𝗮𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝘁𝗲𝗸𝗲𝗻𝗶𝘀 𝗸𝗲𝗻𝗱𝗲 𝘃𝗮𝗻 “𝗟𝗮 𝗶𝗹𝗮𝗵𝗮 𝗜𝗹𝗹𝗮𝗹𝗹𝗮𝗵” 𝗼𝗳 𝗱𝗲 𝗯𝗲𝘁𝗲𝗸𝗲𝗻𝗶𝘀 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝘄𝗮𝗿𝗲 𝗶𝘀𝗹𝗮𝗺 𝘃𝗼𝗼𝗿 𝗱𝗶𝗲 𝘁𝗶𝗷𝗱, 𝗼𝗳 𝗯𝗲𝘄𝗲𝗲𝗿𝘁 𝗱𝗮𝘁 𝗲𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝘀𝗷𝗲𝗶𝗸𝘀 𝗱𝗮𝘁 𝘄𝗶𝘀𝘁, 𝗱𝗮𝗻 𝗵𝗲𝗲𝗳𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝗴𝗲𝗹𝗼𝗴𝗲𝗻, 𝘀𝘁𝗲𝗹𝗱𝗲 𝗱𝗲 𝗺𝗲𝗻𝘀𝗲𝗻 𝘃𝗲𝗿𝗸𝗲𝗲𝗿𝗱 𝘃𝗼𝗼𝗿 𝗲𝗻 𝗽𝗿𝗲𝗲𝘀 𝘇𝗶𝗰𝗵𝘇𝗲𝗹𝗳 𝗺𝗲𝘁 𝘄𝗮𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝗯𝗲𝘇𝗮𝘁.” (𝟭𝟬/𝟱𝟭).

Het is zo beneden niveau van Yaseen Khan om één zo een uitspraak totaal uit zijn verband te rukken. Met het historische feit dat de takfier juist vanuit de andere kant begon richting de Najdis. De Pttomaanse mufties en de Sharifs verklaarden de volgers van de dawah van Muhammed b. ‘Abd al-Wahhaab als zijnde khawaaridj en ongelovigen.

Laat staan dat het bekend is dat imaams van de Ashaa’irah takfir doen op ‘awwaam (algemene moslims) die geen Aqidah hebben geformuleerd op basis van al-nadhar?!

Wat dan te zeggen over soortgelijke uitspraken van andere grote geleerden van vroeger zoals de grote Maliki geleerde Muhammed ibn Abd al-Hakam die zei over al-Imaam al-Shaafi`ie:

Als het niet voor al-Shaafi’ie was, dan zou ik geen fiqh hebben gekend” Al-Qadı ‘Iyad , Tartıb al-madarik, 3:180.

Terwijl hij talloze geleerden had vóór al-Shaafi’ie, dus is de grote Maliki geleerden ibn ‘Abd al-Hakam nu een extremist? Die beweerde dat de geleerden uit de eeuwen vóór al-Shaafi’ie geen fiqh kenden?

Kortom, het zijn geen inhoudelijke argumenten behalve goedkope beschuldigingen. Het is ook absoluut niet verbazingwekkend dat deze historische leugens en kritieken opnieuw herhaald worden door Yaseen Khan. Aangezien hij een Breivli is die grafaanbidding en het aanroepen van Heiligen promoot en probeert te verkopen als zijnde al-Tawhid.
 

A picture paints a thousand words

Zie hier foto’s van hun eigen site Husayn instituut, dan zien we meteen hoe laat het is en snap je meteen waarom zij zo een haat hebben tegen de da’wah naar al-Tawhid:

Zie hier een aantal fotos van de graftombes die zij bezoeken wanneer zij de “mashaykh” van al-Azhar bezoeken………

Geschreven door: Abu Hudayfa Musa ibn Yusuf

Geef een antwoord

Your email address will not be published.

*